dinsdag 24 maart 2009

Lente


Het is altijd weer een mooie ommekeer in het jaar. Die eerste zonnestralen die beloven dat er toch echt een lente gaat komen. Terrassen stromen meteen vol, ook al zit iedereen nog met zijn winterjas aan. Weg dat benauwde winterhol. Naar buiten! Tijd om weer meer mensen te ontmoeten waarvan sommigen alleen op het terras. Zo ook Ronnie. Altijd in voor een gezellig gesprek. Hoe ben jij de winter doorgekomen? Ronnie is op staande voet ontslagen. Hij reed al jaren met een personenbus verstandelijk gehandicapten naar hun bestemming. Ronnie is van het type lekker in de kroeg hangen en een beetje kletsen. Gezelligheid met zijn vrienden Whiskey, Bier en Wijn. En ook al ging hij die dag nuchter naar zijn werk, het promillage in zijn bloed was nog hoog van de afgelopen nacht. De blaastest was genadeloos. Hij kon zijn bus en zijn rijbewijs ter plekke inleveren en werd afgevoerd. Hij had geen inkomen meer, wist niet hoe de huur te betalen en hij voelde zich schuldig naar de kinderen toe. Reden om nog meer te gaan drinken. Op een dag viel hij gewoon uit de tram, stomdronken en brak zijn heup. Met twee krukken aan zijn zijde zit hij daar. Het dunne zonnetje doet zijn schedel glimmen. Een kopje thee staat op de tafel voor hem. Hij vervolgt zijn verhaal van Jellinek, medicijnen en afgekeurd worden door de arts. Dat heeft hem een WAO opgeleverd en nu is alles weer goed. Hij staat droog, is weer veel aan het lezen en op zoek naar een nieuwe hobby. Hij is net op tijd ontsnapt. Laat die lente maar komen!

woensdag 11 maart 2009

Stilte


Op dinsdag is er meditatie in het Straat- pastoraat. Ik besluit om een keer mee te doen. We zitten in een kring. Sommigen op kussens, anderen op stoelen. In het midden een schaal met grote kaars en groene takjes, daar omheen waxinekaarsjes. Een gelezen tekst luidt de komende concentratie in. Er klinkt een belletje en het is stil. Zo stil heb ik het daar nog niet eerder meegemaakt. Mensen die doorgaans toch veel verhaal kwijt moeten en zich snel opwinden over van alles en nog wat; zij zwijgen. Geuren prikkelen in mijn neus. De geur van kampvuur, verbrande takken. De geur van ongewassen lichamen. Maar wonderbaarlijk geen zweetvoetengeur! Ik hoor ver weg wat straatgeluiden. Ik hoor een vogel. Ik hoor adem. Ik raak bewust van de stand van mijn handen en voel dat ik iets uit het lood zit op het ronde kussen. Ik dwaal af naar mijn eigen gedachten maar probeer niet te denken. Herinner mij een oude mantra.
Ik verdwijn in het niets.
Maar beelden duiken toch ongevraagd op. Ik zie Jack. Jack die voor de trein springt. Jack die met een zachte glimlach in een fotolijstje staat terwijl er allemaal zwijgende mensen op banken zitten, de handen gevouwen, de ruggen gekromd, de blik verslagen. Jack die zomaar besloot ermee te stoppen. Eerst was er de reuma die maakte dat hij niet meer kon tekenen (zijn werk en passie). Zijn oudste dochter ging op kamers. Zijn vrouw besloot van hem scheiden. Hij woonde een tijd samen met zijn zoon van 13 jaar. Maar de stilte in zijn werk, de stilte in huis als zijn zoon naar school was, bracht hem aan de drank. De drank maakte hem langzaam kapot. Hij viel van de kruk af in de keuken, van de trap af op weg naar zijn slaapkamer. Hij vergat boodschappen te doen of viel in slaap terwijl hij probeerde te koken. Zijn zoon werd weggehaald bij hem. Hij meldde zich bij de Jellinek en 9 maanden lang bleef hij droog en hoopvol. Alles om zijn zoon weer terug te winnen. Maar de rechter was niet te vermurwen. En toen ging het snel. Hij keerde terug naar de drank, viel weer van de trap, maar wist deze keer geen hulp te vinden. Afgelopen week om half zes was er een tragische gebeurtenis aan het spoor in Diemen-Zuid.
Het belletje klinkt. De stilte wordt verbroken en er worden meteen opmerkingen gemaakt. Ik kijk de kring rond. Gegroefde gezichten. Vermoeide blikken. Vettige haren. Rafelranden aan vale kledingstukken. Knoestige vingers en vervuilde handen. Er komt beweging in de stramme lijven en het vuur vlamt terug in de ogen. Voor hen hoeft het niet zo lang, die stilte, nog lang niet, die eeuwige stilte. Nog even en de skeelerman begint weer flink begint te razen. Deze keer gaat het over kontkijkers in de gevangenis, over het feit dat daklozen nep-criminelen zijn en zelfs in de bajes geen waarde krijgen. Hij schreeuwt, hij zal laten horen dat hij niet kapot te krijgen is! En deze keer vind ik dat niet irritant. Hij leeft.

zaterdag 21 februari 2009

Geronimo


"Wie zou niet Geronimo willen zijn?" roept hij uit nadat hij een foto uit zijn binnenzak heeft gevist waarop hij als klein jongetje zijn favoriete indiaan speelt. Een rode band om zijn hoofd geknoopt, ontbloot mager bovenlijfje en een stok die hij met twee knuisten stevig vasthoudt. Hij staat in de aanvalshouding, zijn ogen glimmen, zijn mondhoeken krullen. "Kom maar op, wie doet mij wat!" Niet wetend dat het vooral de vertedering is, waardoor niemand hem wat zal doen. "Ze kregen hem niet te pakken hoor. Elke keer weer wist hij te ontsnappen" vervolgt Ric en even vlamt er eenzelfde gloed in zijn ogen als op de foto. Ook hij moet voortdurend zien te ontsnappen. Maar dan aan de politie om geen boetes te krijgen voor wildplassen of doelloos op straat hangen. Hij moet zorgen niet weggejaagd te worden van de moeizaam gevonden slaapplek, waar net een beetje beschutting is, niet zozeer tegen de kou maar vooral tegen ongewenste ogen. En hij moet zorgen om absoluut niet in dat reservaat van daklozen te komen, wat ze willen bouwen ergens in Drente. De laatste der Apachen heeft zich uiteindelijk overgeven. Er was een legermacht van 5000 soldaten voor nodig om hem en nog 35 anderen te pakken te krijgen en te deporteren. Uiteindelijk zijn deze indianen 'vrijgelaten' in Oklahoma. Geronimo sleet zijn laatste jaren als boer en verkocht souvenirs aan toeristen. En altijd heeft hij spijt van zijn overgave gehad. Nog één keer prevelde hij de namen van al zijn krijgers voor hij voorgoed vertrok naar de eeuwige jachtvelden. Vermoeid stopt Ric de foto weer weg. Tussen de stapel papieren herken ik de gele briefjes. "Nou, ik ga maar weer." Hij rolt een shaggie, loopt naar buiten, blijft staan. Met geknepen ogen scant hij de straat af. Links...dan rechts...weer links... Hij haalt diep adem en gaat dan langzaam op in het straatbeeld.

dinsdag 10 februari 2009

Lopen


Het is zelfs in de winter prettig joggen in het Westerpark. Ik volg het pad wat begint bij het oude parkdeel; knoestige bomen, vijver, bankjes, zandbak, loop langs het weidse veld wat het cultuurpark markeert, passeer de oude boerderij en de schooltuinen, volg de sloot die rondom het tuinencomplex ligt en dan terug langs het fietspad om weer uit te komen bij het oude park. Daar spelen moeders met kleine kinderen in de zandbak en op de klimrekjes en verderop hangt een groepje drinkebroeders bij een bankje. Het pad wat ik volg is grotendeels een hondenpad. Hier mag de riem los en de tennisballen vliegen in het rond. Hier wordt gesnuffeld en maken hun baasjes de hondenpraatjes. Langs het tuinencomplex is het een stuk stiller. Een enkele fietser die de shortcut heeft ontdekt van dit grove zandpad. Ik kom er eigenlijk vooral joggers tegen. Maar soms loopt hij daar. Gebogen en in zichzelf gekeerd. Zijn motoriek verraadt geen enkele actie, zijn tred geen enkele richting. Hij is ongeschoren en in zijn halflange donkerblonde haren zitten klitten. Zijn geruite bomberjack ziet er lichtvervuild uit. Zijn handen zijn diep in de zakken gestoken. Hij merkt niet dat iemand naar hem kijkt. Soms stopt hij, zomaar. Hij blijft staan, richt zijn hoofd naar boven, maar de ogen naar beneden. Hij weet niet waar hij naartoe moet. Hij is de weg kwijt, zijn hoofd kwijt, zijn hele hebben en houwen kwijt. Hij is nog vrij jong, maar voelt zich zo oud als Methusalem. Het gewicht van een verloren leven druk zwaar op de schouders. Deze man zal zich niet aansluiten bij de drinkebroeders in het oude park. Voor hem hoeft het niet, een halfliterblikje Bestbier. Hij niet. Het helpt hem niet en hij voelt zich niet thuis bij hen. Hij voelt zich nergens thuis. De ruimte rondom het Westerpark moet ruimte in zijn hoofd scheppen. Blijven ademhalen. Ik passeer hem, moet doorlopen. Doorlopen om het niet koud te krijgen. Doorlopen om de motor draaiende te houden. Doorlopen om ruimte in mijn hoofd te maken. Doorlopen om niet stil te staan. Doorlopen....

maandag 2 februari 2009

Roken


Met een bevriend stel de kroeg ingedoken. Heerlijk dat er niet meer gerookt word! Vroeger hield ik het hier niet lang vol. Ik kreeg al snel last van benauwdheid en na een uur vluchtte ik steevast met pijn in mijn longen. En dan de volgende dag! Rokers hebben geen idee hoe alles stinkt. Maar bij mij ging na een kroegbezoek alle kleren in de was, de haren in de shampo, de conditioner en de jas naar de stomerij. Reden om in de loop der jaren steeds minder te gaan.
Mijn gezelschap is zwaar verslaafd. Om beurten gaan ze naar buiten. Nee, het is niet meer gezellig, beginnen ze te mokken. Je mist de helft van alle gesprekken en ben je net op dreef in een discussie dan is er altijd wel iemand die toch naar buiten moet. Maar wat nog vervelender is, dat je plek zo weg is. Die moet streng bewaakt. Daarom gaan ze ook niet samen naar buiten. Ook niet gezellig. Bovendien is het hartstikke koud buiten. Jas aan, jas uit. Allemaal gedoe. En het genieten van de combinatie slokje-trekje gaat ook niet meer. De Nederlandse vertrutting heeft hen uit de kroeg gejaagd.
Inloophuizen voor dak- en thuislozen hebben er geen last van. Daar mag wel gerookt worden en het staat er dan ook blauw. In dit circuit rookt vrijwel iedereen. Het is een sport om shaggies te krijgen. Roken en een bakje pleur. Een genotsmoment en een mogelijkheid om even tot rust te komen. Mijn speler D. zuigt zorgvludig aan zijn verfrommeld shagje. Hij vindt het rookverbod geweldig. Hij hoeft nooit meer shag te kopen. Alle peuken liggen buiten. Vooral ook lange peuken van ongeduldige rokers die weer naar binnen willen. Soms gaan er maar 2 peuken in één vloeitje, daar waar hij er eerst wel 4 of 5 voor nodig had. Je hoeft ook niet meer te zoeken, voortdurend de stoep af te scannen. Het ligt allemaal gewoon op de stoep voor de kroeg, voor winkels, voor bedrijven. Groot voordeel dus, dat roken buiten. Voor hem goedkoop en tijdbesparend. Hij leegt gul zijn zakken en gooit wat peuken op tafel voor de anderen. Het gaat nu alleen nog maar om vloeitjes. Kan de overheid niet daar iets aan doen, grijnst hij vrolijk.

woensdag 14 januari 2009

Dagbesteding


Zinvolle dag- besteding heet het. Het houdt je van de straat en je krijgt er iets voor terug. Je moet er wel voor in een uitkering zitten. Zo kun je gaan mediteren en krijg je daarna een gratis uitgebreide lunch of je kunt een middag naar de schrijversclub, waar je olv Christine Otten je pen scherpt en €5 toe krijgt. Ben je vrouw en heb je een GGZ-verklaring dan kun je workshops volgen op het gebied van persoonsontwikkeling en krijg je niet alleen een gezonde lunch (met salades), maar ook 10€ toe. Je bent bezig, leert wat en houdt er een beetje geld aan over. Mijn kleedster heeft een strak schema. Ze zingt, doet yoga, knutselt, helpt met koffie zetten en opruimen. Zo scharrelt ze op allerlei plekken een beetje extra geld bij elkaar. Maar geld moet rollen en het brandt in haar zakken. Wat erin komt, moet er ook meteen weer uit. Ze geeft het vooral uit aan kleding, ook al puilen de kasten uit en weet ze nog amper waar ze het moet laten. Ik kom haar tegen op de maandagmarkt in de Westerstraat. Er staat een koude wind en het is er een stuk rustiger dan gewoonlijk. Ze glundert. "Moet je kijken, een broek voor maar 1 euro!" en ze pakt de buit uit. Meestal past het wel, maar deze keer twijfelt ze een beetje. Ze heeft zoveel gesnoept rond de feestdagen, dat ze een buikje heeft gekregen. Maar ze geeft het dan wel aan iemand, net zo makkelijk. Het gaat immers vooral om de jacht en minder om de buit. Maar ze moet verder, want ze heeft nog niet alle stallen gehad en 's middags moet ze naar de volgende zinvolle dagbesteding. Overigens is het ook zo, dat wanneer je geen uitkering hebt je niet in aanmerking komt voor deze regelingen. Dus wanneer je helemaal niets hebt, geen inkomsten hebt, dan krijg je ook niets. Ga je toch iets anders tegen die bedelaar aankijken die voor Albert Hein staat.

dinsdag 30 december 2008

Winterkonijn


In de Dominicus kerk is het druk op 1ste kerstdag. Het is één van de plekken waar uitbundig feest wordt gevierd. Er wordt geknutseld, schaak gespeeld, portret getekend. Non-stop lopen de vrijwilligers met schalen kerstbrood, boterhammen en zoetigheid. Er zijn optredens met clowns, Jordanese zangers en klassieke zangeressen. s'Avonds is er een popband die de beentjes van de vloer krijgt. Aan eindeloze tafels wordt een Hollandse maaltijd geserveerd in 3 gangen. Tot middernacht wordt er gekletst, gelachen, gedanst. Buurtbewoners, daklozen, kinderen, hulpverleners, gelovigen en ongelovigen, het mengt zich allemaal soepeltjes. Voor daklozen is deze feestperiode nog zo slecht niet. Er wordt beter gegeten en ze zijn op meer plekken welkom dan de rest van het jaar. Eén van de spelers uit mijn groep organiseert een paar dagen later een uitgebreid kertsdiner in haar eigen huis. Mamasan is één van de genodigden. Het is bitterkoud buiten. Het vriest niet alleen, maar er is een venijnige wind die langs je oren snijdt. Ze mag blijven slapen als ze dat wil. Maar hardnekkig weigert zij dit en wil toch graag terug naar haar tentje, ook al zijn de nachten zwaar. Ik trotseer de oostenwind op de fiets op weg naar mijn zusje. Een peuleschil vergeleken bij de nachtelijke ontberingen van Mamasan. Mijn zus woont op een sleepboot en op het dek staat een groot konijnenhok. Een bevriend stel gaat een week op de boot passen, omdat mijn zus met haar gezin een weekje weg is. Zij krijgen een rondleiding met uitleg, terwijl ik mijn vingers sta te ontdooien. "We waren even bang, dat het konijn niet op tijd zijn wintervacht zou krijgen." vertelt mijn zus, "Maar opeens had hij hem. Echt zo'n hele dikke wintervacht, precies op tijd!" en vervolgt tegen het stel dat zij het konijn nooit naar binnen moeten halen. "Het is een buitenkonijn. Mensen vinden het dan zielig, omdat het zo koud is buiten. Maar als je hem naar binnenhaalt, dan gaat hij pas echt kapot. Daar kan hij helemaal niet tegen. Dat betekent zijn dood." beklemtoont zij nog eens tegen het stel. "Buitenkonijnen moeten buiten blijven! Ook als het vriest!"