zaterdag 21 februari 2009

Geronimo


"Wie zou niet Geronimo willen zijn?" roept hij uit nadat hij een foto uit zijn binnenzak heeft gevist waarop hij als klein jongetje zijn favoriete indiaan speelt. Een rode band om zijn hoofd geknoopt, ontbloot mager bovenlijfje en een stok die hij met twee knuisten stevig vasthoudt. Hij staat in de aanvalshouding, zijn ogen glimmen, zijn mondhoeken krullen. "Kom maar op, wie doet mij wat!" Niet wetend dat het vooral de vertedering is, waardoor niemand hem wat zal doen. "Ze kregen hem niet te pakken hoor. Elke keer weer wist hij te ontsnappen" vervolgt Ric en even vlamt er eenzelfde gloed in zijn ogen als op de foto. Ook hij moet voortdurend zien te ontsnappen. Maar dan aan de politie om geen boetes te krijgen voor wildplassen of doelloos op straat hangen. Hij moet zorgen niet weggejaagd te worden van de moeizaam gevonden slaapplek, waar net een beetje beschutting is, niet zozeer tegen de kou maar vooral tegen ongewenste ogen. En hij moet zorgen om absoluut niet in dat reservaat van daklozen te komen, wat ze willen bouwen ergens in Drente. De laatste der Apachen heeft zich uiteindelijk overgeven. Er was een legermacht van 5000 soldaten voor nodig om hem en nog 35 anderen te pakken te krijgen en te deporteren. Uiteindelijk zijn deze indianen 'vrijgelaten' in Oklahoma. Geronimo sleet zijn laatste jaren als boer en verkocht souvenirs aan toeristen. En altijd heeft hij spijt van zijn overgave gehad. Nog één keer prevelde hij de namen van al zijn krijgers voor hij voorgoed vertrok naar de eeuwige jachtvelden. Vermoeid stopt Ric de foto weer weg. Tussen de stapel papieren herken ik de gele briefjes. "Nou, ik ga maar weer." Hij rolt een shaggie, loopt naar buiten, blijft staan. Met geknepen ogen scant hij de straat af. Links...dan rechts...weer links... Hij haalt diep adem en gaat dan langzaam op in het straatbeeld.

dinsdag 10 februari 2009

Lopen


Het is zelfs in de winter prettig joggen in het Westerpark. Ik volg het pad wat begint bij het oude parkdeel; knoestige bomen, vijver, bankjes, zandbak, loop langs het weidse veld wat het cultuurpark markeert, passeer de oude boerderij en de schooltuinen, volg de sloot die rondom het tuinencomplex ligt en dan terug langs het fietspad om weer uit te komen bij het oude park. Daar spelen moeders met kleine kinderen in de zandbak en op de klimrekjes en verderop hangt een groepje drinkebroeders bij een bankje. Het pad wat ik volg is grotendeels een hondenpad. Hier mag de riem los en de tennisballen vliegen in het rond. Hier wordt gesnuffeld en maken hun baasjes de hondenpraatjes. Langs het tuinencomplex is het een stuk stiller. Een enkele fietser die de shortcut heeft ontdekt van dit grove zandpad. Ik kom er eigenlijk vooral joggers tegen. Maar soms loopt hij daar. Gebogen en in zichzelf gekeerd. Zijn motoriek verraadt geen enkele actie, zijn tred geen enkele richting. Hij is ongeschoren en in zijn halflange donkerblonde haren zitten klitten. Zijn geruite bomberjack ziet er lichtvervuild uit. Zijn handen zijn diep in de zakken gestoken. Hij merkt niet dat iemand naar hem kijkt. Soms stopt hij, zomaar. Hij blijft staan, richt zijn hoofd naar boven, maar de ogen naar beneden. Hij weet niet waar hij naartoe moet. Hij is de weg kwijt, zijn hoofd kwijt, zijn hele hebben en houwen kwijt. Hij is nog vrij jong, maar voelt zich zo oud als Methusalem. Het gewicht van een verloren leven druk zwaar op de schouders. Deze man zal zich niet aansluiten bij de drinkebroeders in het oude park. Voor hem hoeft het niet, een halfliterblikje Bestbier. Hij niet. Het helpt hem niet en hij voelt zich niet thuis bij hen. Hij voelt zich nergens thuis. De ruimte rondom het Westerpark moet ruimte in zijn hoofd scheppen. Blijven ademhalen. Ik passeer hem, moet doorlopen. Doorlopen om het niet koud te krijgen. Doorlopen om de motor draaiende te houden. Doorlopen om ruimte in mijn hoofd te maken. Doorlopen om niet stil te staan. Doorlopen....

maandag 2 februari 2009

Roken


Met een bevriend stel de kroeg ingedoken. Heerlijk dat er niet meer gerookt word! Vroeger hield ik het hier niet lang vol. Ik kreeg al snel last van benauwdheid en na een uur vluchtte ik steevast met pijn in mijn longen. En dan de volgende dag! Rokers hebben geen idee hoe alles stinkt. Maar bij mij ging na een kroegbezoek alle kleren in de was, de haren in de shampo, de conditioner en de jas naar de stomerij. Reden om in de loop der jaren steeds minder te gaan.
Mijn gezelschap is zwaar verslaafd. Om beurten gaan ze naar buiten. Nee, het is niet meer gezellig, beginnen ze te mokken. Je mist de helft van alle gesprekken en ben je net op dreef in een discussie dan is er altijd wel iemand die toch naar buiten moet. Maar wat nog vervelender is, dat je plek zo weg is. Die moet streng bewaakt. Daarom gaan ze ook niet samen naar buiten. Ook niet gezellig. Bovendien is het hartstikke koud buiten. Jas aan, jas uit. Allemaal gedoe. En het genieten van de combinatie slokje-trekje gaat ook niet meer. De Nederlandse vertrutting heeft hen uit de kroeg gejaagd.
Inloophuizen voor dak- en thuislozen hebben er geen last van. Daar mag wel gerookt worden en het staat er dan ook blauw. In dit circuit rookt vrijwel iedereen. Het is een sport om shaggies te krijgen. Roken en een bakje pleur. Een genotsmoment en een mogelijkheid om even tot rust te komen. Mijn speler D. zuigt zorgvludig aan zijn verfrommeld shagje. Hij vindt het rookverbod geweldig. Hij hoeft nooit meer shag te kopen. Alle peuken liggen buiten. Vooral ook lange peuken van ongeduldige rokers die weer naar binnen willen. Soms gaan er maar 2 peuken in één vloeitje, daar waar hij er eerst wel 4 of 5 voor nodig had. Je hoeft ook niet meer te zoeken, voortdurend de stoep af te scannen. Het ligt allemaal gewoon op de stoep voor de kroeg, voor winkels, voor bedrijven. Groot voordeel dus, dat roken buiten. Voor hem goedkoop en tijdbesparend. Hij leegt gul zijn zakken en gooit wat peuken op tafel voor de anderen. Het gaat nu alleen nog maar om vloeitjes. Kan de overheid niet daar iets aan doen, grijnst hij vrolijk.